Er liepen eens vier kabouters door het bos. Eén kabouter verdronk in het water. De andere liepen verder. De tweede kabouter werd ontvoerd. De derde kabouter werd opgegeten.
Hoeveel kabouters waren er nog over?
Er liepen eens vier kabouters door het bos. Eén kabouter verdronk in het water. De andere liepen verder. De tweede kabouter werd ontvoerd. De derde kabouter werd opgegeten.
Hoeveel kabouters waren er nog over?
Een gespierd paard (snuitje) zit vastgebonden aan een dik touw van zes meter lang. Zeven meter verderop staat een oude schuur gevuld met hooi. Toch kan het paard van het sappige hooi smikkelen. Hoe kan dat?
Er is een huis met 1 verdieping waarin alles geel gekleurd is. De muren zijn geel. De deuren zijn geel. Zelfs al het meubilair is geel. Het huis heeft gele bedden en gele zitbanken. Welke kleur heeft de trap?
Als ik jong ben, ben ik lang. Als ik oud ben, ben ik kort. Wat ben ik?
Een vrouw staat op een balkon op de twintigste etage en dreigt naar beneden te springen. Een brandweerman rent zo snel als hij kan naar de brandweerauto om een vangnet te halen, zodat ze haar kunnen opvangen. Nog voordat de brandweerman terug is met het vangnet, valt de vrouw echter. Toch overleeft zij de val. Sterker nog, ze houdt er geen schrammetje aan over. Hoe kan dat?
Wat kan je breken, zelfs al pak je het nooit op of raak je het nooit aan?