Jantje en Pietje zijn zojuist vrienden geworden met Berta. Nu willen ze beide weten wanneer Berta jarig is. Berta geeft 10 mogelijke datums
15 mei
16 mei
19 mei
17 juni
18 juni
14 juli
16 juli
14 augustus
15 augustus
17 augustus
Berta zegt tegen Jantje en Pietje, afzonderlijk, respectievelijk de maand en de dag van haar verjaardag.
Jantje: “Ik weet niet wanneer Berta jarig is, maar ik weet dat Pietje het ook niet weet.”
Pietje: “Op het begin wist ik de verjaardag van Berta niet, maar nu weet ik het.”
Jantje: “Dan weet ik ook wanneer Berta jarig is.”
Wanneer is Berta jarig?