Dagen

Omdat ijsberen op de noordpool wonen en pinguins op de zuidpool.

Zijn vrouw spaart 10 minuten (5minuten heen en 5 minuten weer). Ze ontmoet haar man dus om 16u55. De trein arriveert om 16u30. Marc heeft dus 25 minuten gestapt.

Als we het eerste getal en het laatste getal bij elkaar optellen, krijgen we 101. Als we het tweede getal en het voorlaatste getal bij elkaar optellen, dan krijgen we ook 101. En zo gaat dat door.

Dus
1 + 100 = 101
2 + 99 = 101
Enzovoort.

Je kan dat 50 keer doen, de som is dus 50 x 101 = 5050.

Een onderbroek, want een pamper is luier

We keuren 2 antwoorden goed.

1: We nemen het voorbeeld van de klok: 9 uur. Dat is 1. Maar ook Half negen (nou ja, eigenlijk een paar minuten voor half negen, want de kleine wijzer staat bij half negen niet precies op de 9). Dat is dus ook 1. Totaal dus 2. Bij 10 uur gebeurt hetzelfde, ook 2x. Zo is het bij elk uur op een dag 2x een hoek van 90 graden. Aangezien er 24 uur in een dag zitten, betekent het dat de hoek van 90 graden 48 keer voor komt. Het antwoord is dus 48x.

2: Eigenlijk moet het antwoord iets anders zijn. De klok staat op 90 graden om 9:00 en iets voor half 9, ongeveer 8:27. Dit herhaalt zich ongeveer elke 33 minuten, niet elke 30 minuten, en 1440/33 ≈ 44, niet 48.
Dus 9 uur, iets voor half 9; Iets voor 8, iets voor half 8; Iets voor 7. Maar dan zitten we zo veel voor half 7 dat we het kwart over 6 moeten noemen, en dan kwart voor 6; Iets na 5, iets na half 5; Iets na 4, iets na half 4. etc.